FAQ Seine Schelde West

Hier vindt u een antwoord op de veelgestelde vragen over Seine Schelde West.

Waarom Seine Schelde West (SSW)?
 
De noodzaak voor Seine Schelde West ligt enerzijds in de aanzienlijke groei van de haven, in de evoluties binnen de binnenvaartsector (grotere schepen) en de onmogelijkheid om die via de bestaande binnenvaartverbinding te faciliteren en de problemen voor kruisend verkeer op de Brugse Ringvaart. SSW maakt deel uit van de realisatie van een Trans-Europees binnenvaartnetwerk dat onder meer alle grote havens verbindt.
 
“Werd er reeds beslist dat het Afleidingskanaal van de Leie aangepast wordt voor de binnenvaart?”
 
Neen, er werd opdracht gegeven voor het uitvoeren van een aantal studies en de opmaak van een plan-MER.
De resultaten van deze studies moet toelaten om een gefundeerde beslissing over het project te nemen.
 
“Ontwerpen jullie een zeekanaal?”
 
Neen, de voorliggende scenario’s bestuderen enkel de bouw van een binnenvaartkanaal met afmetingen zoals de Leie en de Boven-Schelde. Hierbij wordt bijzondere aandacht geschonken aan het beleven van water voor recreanten en bewoners van de regio.
 
“Het historische landschap met de bomen is zeer mooi. Zal dit zo kunnen blijven?”
 
Het Afleidingskanaal van de Leie en het Leopoldkanaal werden midden de 19e eeuw gerealiseerd. Ook deze kanalen waren menselijke ingrepen, en worden nu erg gewaardeerd. Een aangepast Afleidingskanaal kan evengoed een aantrekkelijk uitzicht hebben. In de studie wordt sowieso meegenomen dat het landschap steeds een gelijkaardig uitzicht blijft behouden.

“Worden gemeenten in tweeën gesneden?”
 
De huidige kanalen vormen ook nu een scheiding. De nieuwe oeververbindingen zullen in overleg met de gemeenten worden uitgewerkt. Bovendien wordt in bewoonde gebieden maximaal een rechthoekig vaarwegprofiel aangewend, waardoor het kanaal daar binnen de huidige contouren kan blijven.
 
“Is er voldoende water beschikbaar om het kanaal te voeden?”
 
De studieontwerpen zijn zo gemaakt dat het kanaal kan opereren zonder extra toevoer. Terugpompen van water of andere waterbesparende maatregelen moeten hiervoor zorgen. Het bestaande beleid van waterverdeling, in periode van schaarste, rond Gent, met name de debieten van Leie en Boven-Schelde naar het kanaal Gent-Terneuzen, de Zee-Schelde en het kanaal Gent- Brugge, verandert dus niet.
 
“Er is toch geen gevaar voor verzilting?”
 
De maatregelen die moeten ingezet worden om verzilting tegen te gaan, worden onderzocht. De effecten zullen in het kader van het plan-MER verder worden in beeld gebracht.
 
“Is de estuaire vaart geen volwaardig alternatief voor een binnenvaartkanaal?”
 
Het vervoer met estuaire schepen vormt geen alternatief voor iedere bestemming. Een estuair schip is duurder dan een binnenschip en is dus vanuit concurrentieel standpunt enkel interessant voor specifieke bestemmingen zoals Antwerpen en verder naar de Rijn. Voor vervoer naar de rest van het binnenvaartnetwerk biedt dit geen oplossing.
 
“Het derde en vierde spoor is toch een milieuvriendelijk alternatief?”
 
Het spoor is en blijft een belangrijke transportmodus voor de haven van Zeebrugge. Het spoor is net zoals de estuaire vaart slechts op bepaalde bestemmingen qua afstand en plaats een alternatief. De mogelijkheden van het spoor en van de estuaire vaart worden wel degelijk in de studie meegenomen.
 
“Zal een aanpassing van het kanaal leiden tot verdere industriële ontwikkeling?”
 
Op het niveau van het Vlaamse Gewest worden geen initiatieven richting industriële ontwikkeling genomen. Het staat de betrokken gemeenten vrij om de mogelijkheden van dit kanaal aan te wenden in hun gemeentelijke plannen.
 
“Wat is de meerwaarde voor de betrokken streek?”
 
De binnenvaart vormt een milieuvriendelijk alternatief en haalt vrachtwagens van de weg. Dit betekent minder files op de wegen in de regio en minder schadelijke uitlaatgassen.
 
“Zal de recreatieve waarde van de streek ten volle kunnen aangewend worden?”
 
Een aangepast kanaal kan extra recreatieve mogelijkheden bieden. Zo kunnen bijvoorbeeld comfortabel fietsen en wandelen en nieuwe mogelijkheden voor pleziervaart een extra troef vormen voor het toerisme in de streek.
 
“Wat is de impact op de landbouw?”
 
De effecten op landbouw werden in de haalbaarheidsstudie meegenomen voor wat betreft direct ruimtebeslag en impact van waterhuishouding. Daarnaast werd door VLM (Vlaamse Landbouwmaatschappij) een landbouwgevoeligheidsanalyse opgemaakt (geen deel van de haalbaarheidsstudie). De effecten op de landbouw zullen verder worden onderzocht in het kader van het plan-MER. De geformuleerde opmerkingen zullen daarin worden meegenomen.
Een meer gedetailleerde effectstudie kan enkel op basis van een meer uitgewerkt ontwerp en zal dus later worden uitgevoerd.
 
“Kan er een volledige analyse gebeuren in de plan-MER?”
 
Het plan-MER zal inderdaad verder ingaan op een aantal milieuaspecten (landschappelijke impact, verzilting, impact op mobiliteit,…). Daarbij dient men zich wel te realiseren dat het gaat om een plan-MER die vooral tot doel heeft een voorkeursalternatief te selecteren en maatregelen te formuleren om milieu-impact te voorkomen. Lokale impacten kunnen enkel op basis van een uitgewerkt ontwerp worden bekeken.
 
“Zonder positief project voor de regio, kan geen draagvlak gecreëerd worden.”
 
Het project realiseert een binnenvaartverbinding op Vlaams, zelf internationaal niveau. Een groot deel van de baten situeren zich bijgevolg buiten de regio. Dit neemt niet weg dat het project lokaal de aanleiding kan zijn om een aantal potenties en doelstellingen te realiseren (waterbeheersing, recreatie, bedrijvigheid,…).
Daarnaast is er de gebiedsvisie, die een aantal aanbevelingen formuleert.
 
“Wat zijn de gevolgen voor het fietstoerisme?”
 
De sector zelf heeft al aangegeven dat zij geen negatieve impact verwachten indien gekozen wordt voor kwalitatieve brugovergangen, landschapsherstel en een correcte inplanting van brugovergangen. Een nieuw, comfortabeler fietspad zal bovendien worden aangelegd langsheen het aangepaste kanaal. Er verandert dus niets fundamenteels aan de mogelijkheden tot fietsrecreatie.
 
“Is er al zicht op de precieze ruimte-inname van het project?”
 
Bij de berekening van de grondinname is niet enkel gekeken naar het profiel voor de vaarweg zelf, er is ook rekening gehouden met een strook van 9 meter op elke oever voor wegen, bomenrijen en dergelijke.
De effecten van eventuele grondinname voor compensatie (bos of natuur) zijn nog niet ingeschat. Er is immers nog onvoldoende zicht op de noodzaak van zulke compensaties en waar die dan zouden terechtkomen. De inschatting van boscompensatie is overigens een eerste aanname. Dit dient verder verfijnd te worden. In het kader van het plan-MER wordt een betere inschatting van de inname van landbouwgrond (niet enkel als gewestplanbestemming, maar ook als effectief gebruik) gemaakt.
 
“Welke woningen worden onteigend?”
 
Tot nu toe werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd. Een verdere detaillering is ter studie. Voor het exact aanduiden van onteigeningen is een volledig uitgewerkt technische plan noodzakelijk.
Voor alle bewoningskernen is een bakprofiel voorzien, dat de minste ruimte inneemt.
Er is een voorontwerpplan dat aangeeft waar welke profielen worden toegepast. Die plannen zijn gebruikt om de effectberekeningen uit te voeren. Zij zullen verder met de gemeenten worden besproken bij de eventuele verdere uitwerking van het project.
 
“Waar komen kruisingsplaatsen?”
 
Er is een voorontwerpplan dat aangeeft waar kruisingsplaatsen zijn voorzien. Dit plan wordt gebruikt om de effectberekeningen uit te voeren. Het zal verder met de gemeenten worden besproken bij de verdere uitwerking van het project.
 
“Houdt de haalbaarheidsstudie rekening met andere modi?”
 
De opdracht van de haalbaarheidsstudie gaat over de haalbaarheid van een binnenvaartontsluiting. Er wordt echter in de kosten-batenanalyse wel degelijk een relatie gelegd met de ontwikkeling van andere modi. De conclusie is dat alle modi noodzakelijk zijn om de verwachte groei op te vangen.
 
“Hoeveel hinder zal er zijn bij openbare werken?”
 
De hinder voor de omwonenden kan sterk beperkt worden door een correcte planning van de werken en de keuze van uitvoeringstechnieken.

Laatste nieuws

Top